Goerdijnenzwam
Goerdijnenzwam Maria Evers

Obvliegers

Algemeen

En ik geef ze de naam: obvliegers. Mijn observaties in de Vliegers, zijn geboren. Eindelijk, na zoveel maanden ‘eigenlijk zou’.

Het weer is fantastisch. De zon schijnt op mijn achterhoofd. Ik voel de warmte. Een lichtblauwe lucht met wolkjes als de golfjes aan het strand. Het is fris, zo fris. Er rolt een traan uit mijn oog en vloeit over mijn wang. Het water staat op het land. Ganzen vliegen in formatie richting de kust, maar draaien in wanorde en landen. Duizenden bij elkaar op het veld. Terwijl ik rechts de Vliegers induik, vliegt een aalscholver weg. De waterhoentjes blijven. Een grote gans, o nee het is een zwaan, een grijs zwanejong zwemt daar, helemaal alleen.

Het is hier zo prachtig. Het pad ligt vol bladeren, voorzichtig rijden. De zon schijnt op goudgeel blad. Rechts nog een fuut en links een veldje boerenkool, donkergroen. Een bruine heg trekt een streep in het groene gewas. Het gras is groener dan ooit met lichtere plukken van het fluitekruid. Een wilg, geknot, met een grote groep elvenbankjes. In het gras een prachtige, bordeaurode gordijnzwam.

Vier merels op een donker pad. Twee na elkaar. De derde vliegt over en de vierde trippelt tussen de struiken door naar het verborgene. Bijna verblind door de zon die in het water schijnt, zo fel. Een boer loopt op z’n natte akker met een schop. We zwaaien. Nat he!

Maria Evers