Hartje winter vliegt mijn vader als een schim tussen de boomkruinen..
Hartje winter vliegt mijn vader als een schim tussen de boomkruinen.. Foto: Tino van Kampen

Het havikjong

Goed gecamoufleerd druk ik mij hoog in de boomkruin tegen de stam aan. Zojuist waagde ik een poging om van de rand van mijn nest op een naastgelegen tak te springen. Mijn vleugels bewoog ik op en neer, maar de peilloze diepte onder mij weerhielden mij van de sprong. Morgen waag ik weer een poging, maar nu eerst mijn geschiedenis.

Hartje winter vliegt mijn vader als een schim tussen de nog kale boomkruinen door. Roept een aantal keren en maakt hoog in de lucht een aantal vluchten met diepe vleugelslagen. Zijn staart houdt hij daarbij gespreid; het zogenaamde vlaggen. Hij houdt dit enkele dagen vol en bakent hiermee zijn domein af. Een toevallig passerend vrouwtje gaat in op zijn avances en vormt met hem een paartje.

Begin maart beginnen beiden met het bouwen van een enorm nest. Takken worden overal vandaan gesleept en wanneer de bomen in blad komen, wordt er ook groen verwerkt in het nest, zodat het goed gecamoufleerd is. Inmiddels is er al dagenlang een koppeltje winterkoning op zijn qui-vive. De leperds maken dankbaar gebruik van het werk van mijn ouders en kraken een deel van het nest als woning.

Half maart legt mijn moeder drie eieren en verblijft zij gedurende drie maanden bij het nest. Na veertig dagen kruip ik uit mijn ei. Een dag later meldt mijn broertje zich. Mijn zusje laat nog twee dagen op zich wachten. Bijna zes wekenlang vliegt mijn vader op en neer met prooi, die bestaat uit gaaien, konijnen, houtduiven en andere zoogdieren en vogels.

Wij groeien gestaag en op het moment dat ons dons verandert in een verenkleed, is het voedsel nog nauwelijks aan te slepen. Op zeker moment slaat de honger toe en kijk ik mijn broer veelzeggend aan. Hij weet wij moeten eten om te overleven en met een ferme houw van zijn scherpe snavel hakt hij in op ons zusje. Ik wacht tot er geen teken van leven meer is en samen vreten wij het lijkje met huid en haar op. Zelfs de zachte botjes worden niet gespaard.



En nu is het dan zover. Ik sta opnieuw op de rand van mijn nest. Wiek met mijn vleugels en…spring. Bovenop een dikke tak. Telkens een stukje verder bij het nest vandaan. Soms hipvlieg ik wat hoger, een andere keer laat ik mij wat dieper vallen. Totdat ik uiteindelijk een korte vlucht maak. Zelf kan ik nog niet op jacht. Prooi wordt door mijn ouders gebracht: Op een tak hoog in de kruin van een boom, of soms op het nest. Later zal ik definitief 'uitvliegen' en probeer honderden vleugelslagen verder een eigen territorium te vestigen.

Verteld en gefotografeerd door Tino van Kampen