Links Wim Zuijdijk en rechts Wim Verkerke
Links Wim Zuijdijk en rechts Wim Verkerke

Jan Zuijdijk vertelt over de Ramp: De twee Wimmen

Algemeen 623 keer gelezen

Jan Zuijdijk vertelde tijdens de herdenking van de Ramp het verhaal over de twee Wimmen. Hieronder het slot.

Oom Wim Verkerke is gelijk nadat hij ons had afgezet weer teruggereden naar de Molendijk, want hij had daar nog mensen zien lopen die hij ook wilde ophalen. Aangekomen bij de splitsing Tilsedijk/Molendijk zag hij het water over de dijk spoelen maar de mensen zag hij niet meer. Deze mensen zullen ongetwijfeld de 10 vluchtende mensen zijn geweest, waarvan er 7 zouden verdrinken. Totaal overstuur kwam Oom Wim Verkerke weer in Zuidzijde aan. Dit gedeelte is niet beschreven door mijn vader, maar mijn broer Wim, toen drie jaar, wist zich dit nog te herinneren. Wat een indruk heeft dit gemaakt bij een kind!

Van ons huis, onder aan de dijk, zou geen steen meer op de andere blijven. Slechts een ruïne bleef over. Wij waren misschien tien minuten weg van die plaats! Ons gezinnetje werd toen wonderlijk gespaard. Goederen hadden we niet meer; dat was niet belangrijk. We hadden het er levend afgebracht!

Met de mensen die Zuidzijde hebben weten te bereiken, liep het goed af. Echter niet met alle mensen van de groep, die later op de Molendijk liepen. Deze groep bestond uit de volgende personen: Jan Hokke sr. en zijn vrouw Jannetje Hokke-Van der Welle, mevrouw Van der Welle-van Eck, Jan Kees Verkerke met zijn vrouw Willie en twee dochtertjes Diny van 7 jaar en Jannetje, een baby van 7 maanden; Cor Bogerman, Theo Jacobs, Leen Brijs. Deze mensen zijn door het water overvallen, nadat de buitendijk was gebroken. Zij hebben lopen worstelen boven op de Molendijk toen het water over de dijk stroomde. Toen ze voorbij het “Louwtje” waren gekomen, heeft Willie van Jan Kees Verkerke de kinderwagen achtergelaten en de baby aan Jan Kees gegeven, die zou haar verder dragen. Cor Bogerman nam Dinie bij zich. Het water stroomde over de dijk en deze was eigenlijk al onbegaanbaar, toen er nog zo’n grote golf overheen kwam. Toen konden ze het niet meer volhouden op de dijk. Ze zijn met z’n allen van de dijk gespoeld. Wat een onvoorstelbaar vreselijk drama moet dat zijn geweest.

Jan Kees is, toen hij van de dijk af spoelde, verderop in de polder terecht gekomen en werd uit het water geholpen door Theo Jacobs die zelf ook van de dijk gespoeld was. Jan Kees dacht dat hij zijn kleine dochtertje nog in zijn handen had, doch het was slechts een bundeltje kleren wat hij in zijn armen hield gekneld. Hij is ergens bij de Koolasdreef terecht gekomen en vandaar naar de dijk geholpen door Theo Jacobs. Theo was reeds op de Tilsedijk geklommen toen hij iemand om hulp hoorde roepen. Dat bleek Jan Kees te zijn. Theo is met gevaar voor eigen leven teruggegaan het koude water in en heeft Jan Kees gered, die vast zat in prikkeldraad. Cor Bogerman overkwam helemaal iets bijzonders. Cor hebben ze gevonden ter hoogte van de stee van Rosmolen en hij was bewusteloos toen hij werd gevonden door Cor Leijdens en Leun Melissant die hem op de dijk hebben geholpen.

Tijdens de rampnacht is de familie Ruth en Anna Verkerke wel heel gastvrij geweest. Er kwam een stroom van mensen binnen. Ons gezin, oma en opa Zuijdijk, oma Verkerke en vele anderen. Hun huis was overvol maar een ieder werd gastvrij opgevangen.’ Tegen de avond brak de Tilsedijk bij de boerderij van Klaas Osseweijer en het water stroomde de Bommelse polder in.

Op maandagavond kwam oom Jan Zuijdijk ons in Zuidzijde vertellen dat er twee boten in de haven van Den Bommel lagen om mensen te evacueren. Op dinsdag zijn wij met vele andere Bommelaars met o.a. de auto van Simon Holleman vanaf Zuidzijde via Achthuizen naar “De Nol” gebracht. “De Nol” was bij de Geerweg. Hiervandaan moest de groep mensen lopend verder over de buitendijk naar de haven van Den Bommel, waar twee schepen gereed lagen om mensen te vervoeren naar Rotterdam. Van hier werden wij in het ruim van het schip vervoerd naar Rotterdam. De twee schippers waren Bouwman en Van Oosten, voor mijn vader bekende schippers. In Rotterdam kwamen we aan bij de Spido en zijn we daarvandaan naar de kerk van IJsselmonde gebracht. Van hier werden alle evacuees bij verschillende adressen ondergebracht.

Wij waren welkom in Sliedrecht, bij oom Teun van der Welle en tante Maatje Verkerke, zuster van mijn moeder. Wij hebben daar een jaar gewoond en met mijn broertje Wim daar de kleuterschool bezocht. De inwoners van Sliedrecht zijn heel goed voor ons geweest. Zij gaven ons royaal bedden, dekens en kleding en nog veel meer. Niets dan lof voor de mensen van Sliedrecht!

In februari 1954 zijn we weer terug in Den Bommel gekomen. Zelf kan ik me als vijfjarig jongetje de beelden van de Ramp nog wel herinneren; midden in de nacht ruw worden gewekt en later beelden van de polder “De Tille” vol met water achter het huis van oom Ruth.

Het gezin van Jan Kees Verkerke was destijds onze buren en het dochtertje Dinie was een speelkameraadje van mij en mijn broertje Wim. Op zondag was het arme kind reeds verdronken in die vreselijke nacht. Samen met haar moeder en haar kleine zusje.

Waarom? Twee onschuldige kinderen! Waarom mochten wij toen wel aan het gevaar ontsnappen en verder leven en zij niet? Waarom mocht ik 73 jaar worden en Dinie slechts 7 Jaar en haar zusje Jannetje slechts 7 maanden? Daar zullen wij nooit antwoord op krijgen.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant